Echt gebeurd in Peer, in de jaren ‘stillekes’, zoals ze zeggen, eind jaren ’50. Een meisje doet haar eerste communie en trots dat ze is … want ze heeft ‘lakkee schienkes’ (lakschoentjes) gekregen, van die zwarte … en blinken dat ze doen! Na de ‘kemieniemès’ en na het feestmaal, mag ze in de buurt gaan spelen bij de toenmalige ‘booi’ (veldwachter) van Peer. ‘Met die lakkee schienkes moede toch zoe verzichtig zijn … veer dagge ’t wit steuën ‘r striepen op!’ (Met die lakschoentjes moet je toch zo voorzichtig zijn … voor je het weet, staan er krassen op!) zegt het meisje van toen nu.
Maar die namiddag kruipt ze al spelend tegen de betonnen platen van de ‘booi’ op … ‘en die tienekes van die lakkee schoen … die waren giene lakkee mieë!’ (en de teentjes van die lakschoen … die waren niet meer gelakt!). Zoveel jaren later voelt ze zich nog schuldig bij de gedachte aan haar moeder die met de tranen in de ogen naar die bekraste ‘lakkee’ schoentjes keek. Haar ouders hadden het niet breed, zegt ze, ‘mè as kind widde eigelijk nie echt wat dat dè wilt zeggen, hè!’ (maar als kind begrijp je niet echt wat dat betekent, hè!).
‘Lakkee’ of “lacqué” zoals ze het in het Frans schrijven, betekent “gelakt, voorzien van een laagje lak” en die “lak” is een harsachtige kleurstof, een soort “vernis”, maar dan niet doorschijnend. “Gelakte” schoenen krijgen dus een fel glanzende kleur mee waardoor ze een feestelijke, elegante en voorname uitstraling krijgen … afhankelijk van de tijd, de mode en de gelegenheid, natuurlijk.
Zoals in vele andere dialecten werd en wordt ‘lakkee’ in het Peerder dialect gebruikt voor “lak-“ schoenen, maar blijkbaar zijn er nόg ‘lakkee’ kledingstukken en accessoires zoals laarzen, handtassen, jurken, broeken, jassen, zweepjes etc … maar wij zijn niet zo thuis in die sector en verwijzen voor verder ‘lakkee’-toestanden graag door naar meer gespecialiseerde bronnen.
De “lak” van hierboven is dus een soort “vernis”, maar dan ondoorschijnend en glanzend. Als je ‘e lak’ hebt, dan gaat het niet om vernis. Ken je het erg oude woord ‘lak’ in het Peerder dialect ook nog in de betekenis van ‘fout, gebrek, tekort’? In het “Groot woordenboek van het dialect van Meeuwen” van Jean Bosmans lezen we op p. 853 … maar dan nu in ’t Peerder: ‘Hèè hèèt mer ieë lak … hèè gelieëft a.l!’ (Hij heeft maar één gebrek, hij gelooft alles!) In het “Thematisch woordenboek van het Hechtels dialect” van Clement Agten staat ook een mooi voorbeeld op p. 391 waar het over paarden gaat. In het Peerder luidt de zin: ‘Het ieje lak zal ‘m nie lètten en ’t aner wel …’ (Het ene gebrek zal hem hinderen, het andere niet) en verderop lees je nog een voorbeeld van ‘kei met e lak’ (koeien met een gebrek).
Misschien heb je wel “lak” aan ‘lakkee schienkes’ en ‘e lak’. “Lak hebben aan iets” is AN en betekent dat “het je niet kan schelen”. Vermoedelijk verwijst die “lak” naar de verfstof zoals in autolak of nagellak of … ‘lakkee schienkes’ in die zin dat lak dient voor de schone schijn, de opsmuk en eigenlijk niets fundamenteels te betekenen heeft. Van “het stelt niet veel voor” is de betekenis in de loop der tijd waarschijnlijk geëvolueerd naar “ik sta er onverschillig tegenover” … zo lezen we in Onze Taal. In ons dialect gebruiken we hiervoor zoiets als ‘Ich vèèg er m’n kas aan’ of ‘’t Kan mich nèks schille’!
Nog meer ‘lakkee en lak’:
https://etymologiebank.nl/trefwoord/lak1
https://etymologiebank.nl/trefwoord/laque
https://onzetaal.nl/schatkamer/lezen/uitdrukkingen/ergens-lak-aan-hebben#:~:text=Wie%20ergens%20lak%20aan%20heeft,zij%20aan%20te%20merken%20hebben
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 31 van 2 augustus 2024.
Louis Dingenen