Lachen doen ze overal, in het AN en in het dialect. “Lachen” wordt in het dialect op dezelfde manier uitgesproken als in het AN, maar er zijn misschien toch wel enkele uitdrukkingen die we alleen in het dialect horen … en ‘dè’s nie om te lachen, hè!’
Eens met iets of iemand lachen, dat is van alle tijden en plaatsen … De situatie is soms lachwekkend, het gedrag lokt een lach uit, niets aan de hand. We lachen dan eens hartelijk mee om de situatie te normaliseren en op zich is dat gezond en normaal.
‘Smakelijk lache’ kan zo aanstekelijk werken, niet? En als het heel plezierig is, kan iemand ‘z’n taaën bloeët lache’ of lachen ‘tot achter z’n oeëre’! ‘’Ne vèttige lach’ zit ook in die buurt, niet? Gevaarlijk wordt het als het ‘is het om o.ch doeëd of kepot te lache’ (om je dood of kapot te lachen)! Echt gezond lijkt het ook niet als ‘ge o.ch zik had gelache’ (ik heb me ziek gelachen) of ‘dagge stikde van ’t lache’ (stikte van het lachen), maar gelukkig bedoel je natuurlijk net het tegenovergestelde, want lachen is een uitstekend en goedkoop medicijn om gezond te blijven … .
“Groen lachen” zeggen we in ons dialect niet, maar wel ‘zoeër lache, gelijk ‘ne boeër dèè penspijn hèèt’ ken je dat? In het AN zeggen we “als een boer die kiespijn heeft”, maar wij houden het bij erge “buikpijn”. Waarschijnlijk heeft de betrokken boer ook ‘weinig reeë tot lache!’ (weinig redenen om te lachen). Soms krijg je dan ‘e gemaakt lachske of lechske’ of ‘’ne gemaakde lach’, een geforceerde lach.
‘Iemed autlache’ (iemand uitlachen) is gemeen, want je kan je daar nauwelijks tegen ‘were’ (verdedigen). Het is eigenlijk laf. ‘Wa zidde deu zoe te grinse?’ (Wat zit je daar zo te grinniken?) Ken je ze, de mensen die heimelijk, maar toch half luidop iemand aan het uitlachen zijn? Pestgedrag, is dat, zonder meer … ‘Lach met oeër èège!’ (lach met jezelf!) is een verbaal verweermiddel tegen lachende pesters, maar of het pesten dan ook stopt …?
Een speciale en veelal spontaan voorkomende lach ontstaat bij situatiehumor: iemand loopt domweg met zijn neus tegen een glazen deur … en pijn dat dat doet! En toch: ‘Ich kos m’ne lach nie inhaaën’ (ik kon mijn lach niet bedwingen) … ‘het waas echt grappig, mè eigelijk nie om te lache!’ (Het was echt grappig, maar eigenlijk niet om mee te lachen!)
‘Ich zeu ze wa lache!’ klinkt in het dialect helemaal anders dan in het AN waarin je zegt “Geen denken aan” … of zoiets. ‘Dèè zeu nogal lache as ich ‘m dè stik gro.nd zoe goeiëkoeëp gaaf’ (Die zou nogal lachen als ik hem dat stuk grond zo goedkoop gaf!) heeft nog een andere nuance dan ‘ich zeu ze wa lachen’ of ‘leut mich nie lache’ … niet?
In het AN zeggen we “wie laatst lacht, best lacht”, maar kennen we dat ook in het dialect? Onder vrienden gebruikten we vroeger wel een variant van dat gezegde, nl. ‘wie ’t lèste lacht … hèèt de mo.p nie gesnapt!’ (wie het laatst lacht, heeft de mop niet begrepen!)
Sommige cabaretiers, tonpraters en ‘buuttenreedners’(tonpraters) gebruiken heel veel humor in het dialect om hun publiek te laten lachen. Heerlijk om te horen, al snapt niet altijd iedereen wat ze zeggen, maar dan glimlachen ze meestal heel lief, behalve ‘as ’t nie veer te lachen is!’
Meer ‘lachen’:
https://neerlandistiek.nl/2023/06/humor-en-dialect/ https://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=lachen https://nl.wikipedia.org/wiki/Tonpraten
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 41 van 11 oktober 2024.
Louis Dingenen