Keps en lep

‘Ich bin ich al me geld kwijt met kaarte … ich bin hielegans keps, ich hem giene frang mieë op m’n lep!’ (Met kaarten ben ik al mijn geld verloren … ik ben totaal blut, ik heb geen frank meer!)

Keps’ is een oud woord dat je nog maar zelden hoort in het Peerder dialect. ‘Keps zijn’ betekent “blut of platzak zijn, alles kwijt zijn, volledig afgeluisd zijn, luisarm zijn”. Waar ‘keps’ vandaan komt is niet meteen in de dialectliteratuur te vinden en daarom hier een poging tot verklaring.

Als je gaat zoeken via “afgeluisd” en “luisarm”, beide termen komen uit het “Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen”, dan kom je terecht bij “afluizen”, ‘aafluizen’ of ‘aaflauzen’ in het Peerder. Letterlijk betekent ‘aaflauzen’ dat alle luizen weggenomen worden en dat je dan van alle luizen ontdaan bent. Figuurlijk betekent het dat je je centen kwijt bent en dan ben je figuurlijk ook “bloot”, de basis van het woord “blut”.

Aaflauzen’ is op zijn beurt synoniem met ‘pelsen’ of ‘bèlsen’, iets proberen te krijgen van een ander, ook gekend als ‘aafbèlsen’ en ‘aafpèlsen’. En als je alle figuurlijke luizen uit de pels hebt verwijderd … is de ander “blut”. Dat blijkt in Limburg synoniem te zijn van ‘keps’ en in Antwerpen zegt men ‘keppes’.

Kepsel’ kennen we in Peer ook en we herkennen hierin het woord “kapsel” en het werkwoord “kappen” in de betekenis van “snijden”. ‘Kepsel’ is heel kort gesneden stro en in de tabakswereld is het “het laatste restje tabak dat overblijft in een bijna leeg pakje shag. Men noemt dit ook wel mot, kruim of kepsel” zo lees je in Wikipedia. Bij uitbreiding staat ‘kepsel’ voor “restjes, niet of bijna niet te gebruiken overschot van …” en soms wordt ‘kepsel’ gebruikt om ‘kleingeld’ (wisselgeld) aan te duiden, vooral dan de heel kleine muntsukjes.

Lep’ zit in de voorbeeldzin hierboven in dezelfde sfeer als ‘keps’: ‘niks mieë op z’n lep hemme’ betekent ‘geen geld meer hebben, blut zijn’. In Blikveld nr. 52 van 2017 is de herkomst van deze ‘lep’ al uitgelegd, maar voor een goed begrip herhalen we hier de uitleg van toen, maar niet letterlijk. ‘Lep’ is het normale meervoud van “lap”, een stuk stof, zo kan je in dat eindejaarsnummer van Blikveld lezen. Het meervoud van “lap” in het AN is “lappen”, in het dialect is dat ‘lep’. Zo kun je ‘iemed bij z’n lep pakke’, iemand bij zijn kleren of lurven vaten. Je kunt ook ‘op oeër lep krijge’, een pak rammel krijgen. En als je ‘nèks mieë op oeër lep had’, dan heb je geen geld meer in je zakken of je kleren … en dan ben je dus blut of ‘keps’ … nog altijd!

Meer ‘keps’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/afluizen 
https://etymologiebank.nl/trefwoord/blut
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tabaksgruis

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 48 van 29 november 2024.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *