Boomgaard

‘M’ne petere haa ‘ne bo.ggerd met zeker 50 freitbieëm … gewèllig! Boe ziede dè vandaag nog?’ (Mijn grootvader had een boomgaard met zeker 50 fruitbomen … geweldig! Waar zie je dat vandaag nog?)

’t Is echt waar, dat van die boomgaard met 50 fruitbomen. Ze stonden trots in de wei op ’t Lin, achter de langgevelhoeve in Bokrijkstijl, met witgekalkte muren en zware balken in alle richtingen. De boerderij is al lang geleden afgebroken en nooit heropgebouwd in Bokrijk, daar was toen nog geen sprake van! Wat jammer, maar de ‘bo.ggerd’ bleef intact met misschien wel 50 fruitbomen: kersen, appels, peren, pruimen … en van elke fruitsoort allerlei variëteiten … al kenden wij dat woord toen nog niet! Spelen ‘inne bo.ggerd’ was een avontuur, want wie had nog zo’n enorme “fruittuin”? En lekker dat dat fruit was … en veel …

Nog voor de zomer goed en wel in het land was, waren de ‘oeëgsteppelkes’ al rijp. De “oogstappelen” waren heerlijk om uit de hand te eten, soms wel wat wormstekig, maar ook dat woord kenden wij toen nog niet en ‘petere snee alle vaul weg’ (sneed alle vuil weg)… Heerlijke appeltjes … en ook vandaag kondigen ze hier in onze eigen boomgaard elk jaar de zomer aan … al zijn de vogels ons dikwijls te vlug af! Heerlijke appelmoes, en in het Peerder dialect smaakt zo’n oogstappeltje nog lekkerder als ‘appelspijs’!

En die ‘keerse, twieë groeëte bieëm’ (kersen, twee grote bomen) waar je met een beetje hulp als kind zelf in kon rondklauteren en zo kon je dan zelf die lekkere dikke sappige ‘keerse plikke’ … als moeder het niet zag, natuurlijk! Moeder zei overigens altijd dat we moesten ‘flèète as ge keerse plikt’ (fluiten als je kersen plukt) en wist ik veel waarom dat zo was! ‘Jeu, jeu,’ legde ze later uit, ‘as ge flèt ko.nde de keerse niet allemeul zelf opète as g’aan ’t plikke zijt, hè!’ (als je fluit, kun je de kersen niet allemaal zelf opeten als je aan ’t plukken bent!) Mmmm, en ’t is nog waar ook, maar als kind sta je niet stil bij zoveel wijsheid! Ik herinner me ook dat we toen geen last hadden van ‘die witte maaikes inne keerse’ (witte wormpjes in de kersen) zoals hier nu het geval ik. Tenzij mijn (groot)ouders er nooit iets van gezegd hebben, natuurlijk! Tegenwoordig zijn die ‘maaien en die ellendige vegel eus de baas’ (wormen en die ellendige vogels ons de baas) en dat is niet fijn! Toen we voor het eerst kersen met kleine witte maden hadden, hebben we dat pas laat, te laat, ontdekt, want wisten wij veel! En de ‘zjelei dèè ve gemaakt haaën, dèè hemme ve mèr “made in Peer” genoemd … echt weur!’ (confituur die we gemaakt hadden, die hebben we maar “made in Peer” genoemd … echt waar!) ‘Ge moet cd’s in oeëre boeëm hange, dan blijve die kakers en die èksters en die sprieëve weg’ (Je moet cd’s in je boom hangen, dan blijven die kauwen en eksters en spreeuwen weg) was de goede raad van een goede vriend. Zo gezegd, zo gedaan, maar het hielp ‘gieën vets’, niets! Waarschijnlijk de verkeerde muziek gekozen, zei die vriend later lachend!

‘Petere’ had minsten drie soorten pruimenbomen staan en ‘die praume, m’ne jo.ng, deu kwaamde nie van bijgèète as jo.nk menneke …’ (die pruimen, mijn jongen, daar kon je van blijven eten als kind) maar het resultaat was navenant, want ’s anderendaags ‘kwaamde nie bijgegeun …neu ’t heiske’ (moest je de hele dag naar het toilet). Dat kon het plezier van het ‘praume rape en plikke’ (pruimen rapen en plukken) niet bederven, hoe heerlijk. En vandaag de dag zijn de vogels ons weer meestal te vlug af, al lukt het om soms ‘zjelie te make’ van die kleine miraculeuze mirabellen … heerlijk!

En die appels vroeger, die bleven komen, de hele zomer door, tot op het einde van de herfst, allerlei soorten. Ik weet niet meer hoe ze heetten, van die heel dikke ‘bewaareppel’ (bewaarappels) die we mee naar school mochten nemen … en met twee van die appels zat onze boekentas vol. Ik herinner mij zelfs dat er sneeuw op de appels lag in de boom … zo laat op ’t jaar kon je nog plukken … of was het toen gewoon vroeger winter? En ‘petere haa altijd een paar kiste eppelkes oppe zoller ligge’ (grootvader had altijd een paar kisten appeltjes op zolder liggen) en in de winter haalde hij geregeld een ‘hempelke eppelkes’ (handvol appeltjes) naar beneden en schilde die voor ons. Ik zie hem nog zitten op de keukenstoel, de appels op de tafel, de ‘knijp inne hand, aan ’t schèlle’ (zakmes in de hand, aan het schillen) en ik zie hem ook nog die stukjes appel in een glas water dompelen voor wij ze aangereikt kregen. Heel eigenaardig, maar ik heb nooit geweten waarom hij dat op die manier deed. Weet jij het? Laat maar komen …

Oh ja, ‘bo.ggerd’ is o.m. Peerder dialect voor “boomgaard”, het AN voor “fruittuin” en “fruitwei”. ‘Bo.ngerd’ en ‘boogerd’ zijn varianten van ‘bo.ggerd’. In de familienamen Bongers en Bongaer(t)s vind je ook een verwijzing naar … boomgaard.

Nog ‘boggerd’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/boomgaard
https://etymologiebank.nl/trefwoord/gaard1

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 39 van 27 september 2024.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *